Sociaal economische barometer 2022
Dit sociaal economische barometer is een reality check waarin met cijfers van nationale en internationale instellingen een eerlijke analyse wordt gemaakt van de stand van het land: over economie en welvaart, arbeidskwaliteit, duurzaam samen leven, welzijn en sociale bescherming. We kijken in deze editie in het bijzonder naar de impact van de geopolitieke context en de daaraan verbonden stijging van de prijzen, op vlak van koopkracht, lonen, bedrijfswinsten, welzijn en sociale zekerheid.
Het ABVV erkent dat de crisis sommige bedrijven in moeilijkheden brengt en dat zij steun kunnen gebruiken. Maar het catastrofisme van de werkgeversfederaties over de algemene toestand van de ondernemingen wordt serieus overschat. In het bijzonder blijkt dat de Belgische ondernemingen, wat ‘loonkosten’ betreft, veel meer worden gesubsidieerd dan in de buurlanden. Subsidies die keer op keer niet in aanmerking worden genomen bij de loonvergelijking met deze landen (Wet van ’96).
De belangrijkste vaststellingen op een rijtje:
- De koopkracht in België gaat er sinds de financiële crisis (2009) niet op vooruit. Vandaag staan de gezinnen ten gevolge van de energiecrisis nog meer onder druk. De reële lonen (na aftrek van inflatie) zijn sinds de financiële crisis slechts een fractie gestegen, dit in tegenstelling tot onze buurlanden. Gelukkig is er de automatische indexering van onze lonen die ons gedeeltelijk beschermt tegen koopkrachtverlies. De automatische indexatie is en blijft essentieel. Het koopkrachtprobleem valt niet te relativeren. Lage en middelhoge inkomens worden zwaar getroffen. Het aandeel van de energiekosten in het gezinsbudget liggen veel hoger bij lage inkomens. Het aantal mensen dat gebruik moeten maken van de OCMW’s voor voedselhulp, medicijnen … blijft stijgen. De overheid liet na maatregelen te nemen om de energieprijzen te verlagen in overeenstemming met wat er in onze buurlanden gebeurt. Dit helpt niet om de inflatie te beheersen.
- De werknemers in ons land krijgen al jaren niet waar ze recht op hebben. De wet van ’96 is de grote boosdoener en moet hervormd worden. Cijfers van onder andere de OESO en Statbel over het groter wordend verschil tussen productiviteit en lonen, en de daling van het loonaandeel in onze economie én een stijging van het winstaandeel, geven ons daarin gelijk.
- Vele bedrijven hebben genoeg reserves opgebouwd om deze crisis te overbruggen. Een competitiviteitsprobleem is er momenteel niet. De stijging naar een historisch hoog niveau van de winstmarges van bedrijven en het aantal faillissementen dat zeer laag blijft, tonen dit duidelijk aan. In dit verhaal past ook de explosie aan loonsubsidies die Belgische bedrijven ontvangen.
- Politiek lijkt men geobsedeerd door het cijfer van 80% werkgelegenheidsgraad. Die obsessie is fout. Voor het ABVV moet er worden gekeken naar de kwaliteit van de arbeid en dienen er vooral kwaliteitsvolle banen te worden gecreëerd. Het aantal langdurig zieken en mensen dat door burn-out thuis zit, bewijzen dat het op dat vlak absoluut niet goed loopt. Bovendien, als we het percentage van 80% willen halen, zou die groep van mensen massaal terug aan de slag moeten worden gezet. In net dezelfde omstandigheden. Overigens, als we naar het aantal voltijdse equivalenten kijken, heeft België een iets hogere werkgelegenheidsgraad dan een land als Nederland dat toch vaak als voorbeeld wordt gesteld.
- Onze sociale zekerheid is erg belangrijk als stabilisator, maar laat gaten vallen. Zo lig het overgrote deel van de sociale minima nog altijd onder de armoedegrens. Het is dan ook schandalig dat werkgevers die gaten niet mee willen dichten zoals we moesten vaststellen bij de onderhandelingen over de verdeling van de welvaartsenveloppe.
- Tot slot zijn vakbonden essentieel in deze crisistijden. Landen met een hoge syndicalisatiegraad kennen het laagste aandeel lage lonen. Syndicale vrijheden moeten gegarandeerd worden om onze samenleving vooruit te laten komen.
Met deze publicatie wil het ABVV meteen ook een oproep doen aan werkgevers en de regering.
De werkgeversorganisaties moeten stoppen met onheilstijdingen over de concurrentiepositie van de ondernemingen. Onze sociaal-economische barometer toont aan dat die niet kloppen. Zij moeten ook stoppen met hun aanvallen op de index, die ze samen met ons in sectoren hebben onderhandeld. Daarmee brengen ze het sociaal overleg in diskrediet.
We nodigen de werkgeverorganisaties uit om het sociaal overleg alle kansen te geven. Op korte termijn willen we afspraken maken over correcte loonsverhogingen daar waar het kan, over een betere vergoeding van vervoerskosten, over het behoud van landingsbanen en eindeloopbaanregelingen voor werknemers in moeilijkheden (zwaar werk, lange loopbanen). Daarnaast verwachten we een eerlijk debat over competitiviteit en over een herziening van de loonmatigingswet (wet van ’96). De Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) tikte de regering hierover op de vingers, net omdat de wet van ’96 in zijn huidige vorm vrije loononderhandelingen in de weg staat. De overheid heeft tot op vandaag nog niet gereageerd op het negatief advies van de IAO, maar het feit dat telkens opnieuw moet teruggegrepen worden naar de kunstgreep van consumptiecheques bewijst dat de regering ook inziet dat de loonmatigingswet niet werkbaar is.